In de kijker: Amorphophallus konjac.

Deze meerjarige plant is in onze contreien populair als tuinplant omwille van zijn onconventionele voorkomen, maar in zijn ‘thuisland’ (sub)tropisch Azië wordt hij al 1500 jaar gekweekt voor zijn medicinale en culinaire toepassingen. Zoals de meeste horticulturele buitenbeentjes heeft ook de konjac een overvloed aan volksnamen: konnyaku potato, devil’s tongue, voodoo lily, snake palm, elephant yam, …

De plant wordt ongeveer één meter zeventig, en produceert een paarsige bloem die een meter hoog kan worden.

Het voedsel dat gemaakt wordt uit de wortels van de konjac, wordt vooral in Japan gegeten en ziet er uit als een zwarte of witte ‘cake’. Van deze cake worden ook vaak ‘Shirataki’ noedels gemaakt. Er kan ook bloem of jam mee gemaakt worden en een veganistisch vervangmiddel voor gelatine.

De konjac plant staat bekend als een erg gezondheid bevorderende plant in traditionele Chinese heelkunde. Het eten ervan zou helpen bij detoxificatie, tumor-onderdrukking, verstoorde bloedwaarden & flegma oplossen.

Daarnaast wordt het ook vaak verwerkt in dieetproducten, aangezien konjac bijna geen calorieën bevat, maar wel erg veel vezels. Om dezelfde reden wordt het ook toegevoegd aan homeopathische producten tegen constipatie en – vreemd genoeg – ook aan facial massage middeltjes.

Tot slot wordt het ook steeds populairder als veganistisch alternatief voor zeevruchten en vis, dus als je een dieren-vrije  Sint-jakobsschelp op je bord ziet liggen, heeft de konjac er waarschijnlijk iets mee te maken.